Inspiratiedag voor het Nedersaksisch

‘Grunnfluencer’ TikTok Tammo, de boerencoole feestvierders van Poar Neem’n, de muziek van Mooi Wark en Wat Aans. Allemaal voorbeelden van hoe jongeren hun streektaal omarmen. Sommigen beschouwen het zelfs als een persoonlijk handelsmerk. Wat dat betreft is de allereerste werkconferentie Nedersaksisch in Wolvega heel goed getimed, vindt specialist regionale en minderheidstalen Goffe Jensma. Jensma hielp mee bij de voorbereidingen van de werkconferentie, die wordt gehouden op vrijdag 22 april 2022.

Het Weststellingwerfse Wolvega is op 21 en 22 april twee dagen lang het centrum van de in Nederland erkende regionale talen en minderheidstalen. Op donderdag 21 april organiseert het ministerie van Binnenlandse Zaken het symposium Erkende talen. Daarbij is voor het eerst ook aandacht voor de gebarentaal.

Eerste werkconferentie Nedersaksisch

Op vrijdag 22 april organiseert de gemeente Weststellingwerf de werkconferentie Nedersaksisch in Wolvega, samen met de andere bestuurlijke Nedersaksische overheden. Weststellingwerf organiseert de werkconferentie vanuit haar rol als voorzitter van het Nedersaksisch taalconvenant. Dat gebeurt in samenwerking met de provincies Groningen, Drenthe, Overijssel, Gelderland en Fryslân en de gemeenten Oost- en Weststellingwerf. Naast vertegenwoordigers van provincies en gemeenten zijn er allerlei deskundigen op het terrein van het Nedersaksisch taalbeleid aanwezig als spreker. Er zijn onder meer presentaties en workshops over diverse thema’s rond het Nedersaksisch. De dag is bedoeld voor iedereen die zich op de een of andere manier met het Nedersaksisch bezighoudt. Belangstellenden kunnen zich aanmelden via de website werkconferentienedersaksisch.nl(externe link).

De bijeenkomst is een uitkomst van het convenant Erkenning Nedersaksisch. Het ministerie van Binnenlandse Zaken en de regionale bestuurders van Noordoost Nederland ondertekenden in 2018 in Zwolle het convenant Nedersaksisch. Daarin spraken ze af samen te werken aan het behoud van de Nedersaksische taal. ‘Eigen taal heeft waarde voor mensen’, zei de minister toen. ‘Zo bindt het Nedersaksisch mensen in de diverse regio’s: van Zwolle tot Doetinchem, de Stellingwerven tot Almelo”.

Onderling verstaanbaar

Het Nedersaksisch wordt gesproken in de provincies Groningen, Drenthe, Gelderland, Overijssel en Fryslân. Daaronder vallen taalstreken zoals Noordoost Veluwe, de Achterhoek en de gemeenten Oost- en Weststellingwerf. Maar ook in bijvoorbeeld het Utrechtse Bunschoten en op Urk in Flevoland. Zij gaan tijdens de conferentie aangeven dat ze willen toetreden tot het Nedersaksische convenant. ‘Het Nedersaksisch wordt gesproken in Duitsland en Nederland, in een gebied waar in totaal 12 à 13 miljoen mensen wonen’, voegt Goffe Jensma daar aan toe. ‘Lang niet al die mensen zijn actieve sprekers van het Nedersaksisch, natuurlijk.’ Onder meer omdat van het Nedersaksisch weinig schriftelijk is vastgelegd, zijn er veel geografische variaties. ‘Maar het blijft onderling verstaanbaar en in ieder geval herkenbaar als de eigen taal.’

Wethouder Roelof Theun Hoen van de gemeente Weststellingwerf is sinds januari 2020 voorzitter van het Bestuurlijk Overleg Samenwerkende Nedersaksische Overheden. Hij geeft tijdens de werkconferentie onder meer een inleiding over het gemeentelijk taalbeleid. ‘Je komt onze taal overal tegen’, weet hij uit eigen ervaring. ‘Een tijdje geleden moest ik bijvoorbeeld naar het Gelderse Winterswijk. Dan zit je toch bijna twee uur in de auto, een aardig afstandje. We waren te vroeg en besloten even ergens wat te gaan drinken. Ik hoorde overal om mij heen Nedersaksisch en voelde me toch gelijk een beetje thuis.’

Ruimte voor je eigen taal

Wethouder Hoen vindt dat het Nedersaksisch de inwoners verbindt met de historie en identiteit van het taalgebied. ‘Er is soms nog steeds een soort schaamte om je eigen taal te spreken. Ik groeide op in een gezin waar ook Stellingwerfs werd gesproken, onze lokale variant van het Nedersaksisch. Maar in mijn omgeving werd ik aangespoord om in het openbaar toch vooral ABN te spreken. Want daar kom je later verder mee. Dat moeten we niet willen. Je moet je vrij voelen om je eigen taal te spreken. De omgeving of het gezelschap waarin je bent is daarbij ook van invloed. Wanneer ik in Den Haag ben dan praat ik Nederlands. Maar op zondagmorgen bij de voetbal wordt weer overwegend Nedersaksisch gesproken. Dat is nou het mooie van taal.’

Daarbij vindt hij het geen probleem, dat het gebruik van het Nedersaksisch geen verplichting wordt. Dat geldt op onderdelen wel voor het Fries. De Stellingwerver identiteit kreeg juist een impuls toen het Fries een verplicht schoolvak werd in de jaren ’80. ‘Daar kwamen we in de Stellingwerven tegen in opstand. Wij maken deel uit van de provincie Fryslân, maar niet van het Friese taalgebied. De gemeente Weststellingwerf heeft toen als alternatief het vak heemkunde ontwikkeld. Daarin staat de Stellingwerver historie, taal en cultuur centraal. Onder meer daardoor heeft Weststellingwerf al tientallen jaren ervaring met gemeentelijk taalbeleid. Daarmee inspireren we graag andere Nedersaksische taalgebieden.’ 

Nedersaksië

Specialist Goffe Jensma juicht de Stellingwerver taalinitiatieven toe. ‘Ook in andere delen van wat we wel eens grappend ‘Nedersaksië’ noemen, gebeuren mooie dingen om kinderen bij de streektaal te betrekken.’ Zo zijn vorig jaar de app en het lesprogramma Van Old noar Jong gelanceerd. Beide zijn  ontwikkeld door Centrum Groninger Taal & Cultuur (CGTC), Speech Lab Groningen en de Scholierenacademie van de Rijksuniversiteit Groningen. ‘Daarmee kunnen kinderen kennismaken met de taal die hun ouders met hun opa en oma spraken.’

Jensma vindt ook de overstap van de regie over streektaal van provincies naar gemeenten een goede zaak. ‘Gemeenten worden vanwege herindelingen steeds groter en krijgen een eigen cultuurafdeling. Tegelijkertijd staan ze dichterbij de taalbeleving dan een provincie. Bedenk je maar eens dat alleen al ‘het Gronings’’ een verzameling van bijna tien verschillende dialecten is.’ Jensma vindt het wel erg belangrijk dat initiatieven goed gecoördineerd worden, zodat je de best practices kunt delen. Daar sluit Hoen zich bij aan. ‘Neem bijvoorbeeld de De Wiesneus, dat kinderen spelenderwijs het Drents leert. Of De Veerkieker waarbij er aandacht is voor de Stellingwerfse taal, de geschiedenis, de natuur, het landschap, de bewoners en kunst. Waarom je eigen product uitvinden, als er al zoiets goeds bestaat?’

Kijk voor meer informatie op www.werkconferentienedersaksisch.nl(externe link).